zondag 14 oktober 2018

Speelbal van de geschiedenis of de geschiedenis als speelbal?

In Mezökövesd was maar één noemenswaardige attractie: een gigantisch thermaal badencomplex met buitenzwembad en daarom bestond het inwonersbestand van het volledige dorp uit badgasten. Ook wij waren noodgedwongen aangewezen op de zwavelpoelen voor vertier, omdat we min of meer per ongeluk in een hotel terecht waren gekomen dat net een straatje verwijderd lag van de ingang van het complex. 

Straatje naar de zwavelbaden
Nog nadampend van het zwavel zaten we op ons hotelterras direct aan dat straatje en zagen mensen in zwembroek en bikini met drijvende flamingo’s en krokodillen aan ons voorbij trekken. Vooral gezinnen passeerden en een enkel lallend dronken vriendengroepje, katjelam om 4 uur ‘s middags. Zowat niemand sprak Engels in het dorpje, incluis de barvrouw van ons hotel, wat het bestellen van een bruiswatertje al tot een uitdaging maakte. Maar natuurlijk sprak het alfa-zatlapje van de vriendengroep vloeiend Engels. En natuurlijk was Martijn net even naar onze kamer, dus zatlapje zette het op een ongemakkelijk flirten. 

Hij vroeg hoe we toch beland waren in deze wonderlijke plek. Toen ik hem vertelde dat we gevlucht waren uit een krappe caravan in Eger (lang verhaal) en dit ongeveer de enige hotelkamer onder de €150,- was, lichtte zijn ogen op. Zei ik daar Eger? Die prachtige stad met die imponerende burchtheuvel, die de hele omgeving domineerde? Eger, waar maar mooi de Turken verslagen waren door István Dobó in 1552? Wat een held! ‘En wat een triomf voor het Christendom!’, jubelde zatlapje. 
Uitzicht vanaf de burchtheuvel van Eger

Hij vergat wel te zeggen dat 44 jaar later de Turken de boel alsnog veroverden en dat het de katholieke Habsburgers waren die de prachtige burcht in 1701 opbliezen en niet de Ottomanen. Tegenwoordig huist er een museum in de ruïnes waar de geschiedenis van de Ottomaanse overheersing verrassend genuanceerd getoond wordt. 

Enfin, gelukkig kwam er al snel een einde aan deze wonderlijke geschiedenisles. Martijn keerde terug en zatlapje droop af. 



Koning István op de Gellértheuvel

Een week later stonden we aan de oever van de Donau bij de Kettingbrug in Boedapest te wachten op de grote vuurwerkshow ter ere van de eerste christelijke koning van Hongarije, Sint Stephan. Hij wordt sinds de val van het communisme elk jaar op 20 augustus geëerd als de grondlegger van de staat Hongarije en als heiligverklaard, christelijk vorst. Vooral dat laatste wordt tegenwoordig benadrukt door de regering. De vuurwerkshow werd dan ook gestart door een gigantisch groen kruis, bestaande uit drones, boven de Donau te laten vliegen. Indrukwekkend, maar vooral een beetje creepy.

Vuurwerkshow op 20 augustus voor de heilige koning István
Om die vermeende christelijke wortels aan een nader onderzoek te onderwerpen en meer over de Hongaarse geschiedenis te leren, voegden we ons de volgende dag in de lange, lange rij in het Nationaal Museum. Toen wist ik overigens nog niet dat er op elk uur op willekeurig welke dag bij zonneschijn en regen een onverklaarbaar lange rij staat bij dit museum. Is de Hongaarse geschiedenis werkelijk zo populair of zijn de kaartjesverkopers zo traag? Ik zeg niets verder.

Een Hongaarse-Nederlandse vriendin had in Nederland al een boekje opengedaan over hoe er tegen de geschiedenis werd aangekeken door de Hongaren. ‘Kies niet de kant van de Hongaren in een oorlog; je weet dan zeker dat je aan de verliezende zijde vecht,’ zei ze, ‘Hongaren hebben eigenlijk altijd aan de foute kant gevochten en voelen zich ook behoorlijk tekort gedaan door de rest van Europa. In het volkslied is dit zelfs terug te vinden.’ En inderdaad, na een snelle google-search vind ik een vertaalde versie. Het eerste couplet vraagt God om toch vooral eens aardig te zijn voor de arme Hongaren, want ‘dit volk heeft reeds geboet voor het verleden en de toekomst’ en ‘de pijlen der plunderende Mongolen bracht u nu eens over ons, en het slavenjuk der Turken namen wij dan weer op onze schouders.’ Na al die ellende hadden de Hongaren toch wel een momentje rust verdiend, niet waar?

Het Nationaal Museum
Zaal na zaal van het Nationaal Museum weerspiegelde de treurige poëzie van de nationale hymne. Goed, Renaissance Koning Matthias Corvinus kon er wat van, maar verder was het een behoorlijke tranendal: de Turkse overheersing was vreselijk geweest; de onafhankelijkheidsoorlog tegen de Habsburgers en de revolutie van 1848 mislukten; na WO I volgde het traumatiserende Verdrag van Trianon waardoor Hongarije tweederde van haar grondgebied verloor; in 1944 werd Hongarije bezet door de nazi’s, maar omdat het land had gecollaboreerd met de Duitsers vond Hongarije geen genade bij de geallieerden; als kers op de taart werd Hongarije na WO II een communistische Sovjet-satelliet waarna de Hongaarse opstand in 1956 in bloed werd gesmoord door Russische tanks, terwijl de rest van de wereld de andere kant opkeek. In 1989 kwam er dan toch een einde aan de communistische dictatuur en in 2004 trad Hongarije toe tot de Europese Unie. Eind goed, al goed?

Beeld van een Russische soldaat na WO II
Als historica weet ik heus wel dat de geschiedenis vaak fungeert als stok om mee te slaan of instrument om het eigen gelijk te halen. In Nederland gaan er ook af en toe laffe stemmen om ons trotse nationaal verleden beter te belichten in de schoolklas of het museum met als eigenlijke doel migranten te tonen hoe het hoort in ons kikkerlandje. Ook wordt er door zooitje Friezen aan geschiedvervalsing gedaan door te wijzen naar ‘onze historische tradities’ inzake Zwarte Piet om anderen van hun rechten te beroven. Maar over het algemeen staan Nederlanders vrij onverschillig ten opzichte van hun nationaal verleden.

Streetart: voorkant van Time van 1956 met een Hungarian freedom fighter

Nu pleit ik absoluut niet voor onverschilligheid, maar in Hongarije is het verleden tot speelbal van het politieke debat gereduceerd, wat me nog schadelijker lijkt. Vond zatlapje in Mezökövesd de Turken nog brute overheersers die in de pan gehakt dienden te worden, de Hongaarse premier heeft inmiddels een wat andere kijk op de zaak. Erdogan, immers een fijne fellow strongman, kan nog een trouwe bondgenoot blijken nu Europa zo kritisch is en daarom hebben ze van de week nog eensgezind een monument onthuld van Gul Baba, de favoriete dichter van de Ottomaanse Sultan Süleyman de Grote.
 
Verder hamert Orbán tegenwoordig dus op christelijke waarden met de familie als hoeksteen van de samenleving. Hongarije was nooit overdreven godsdienstig geweest en Orbán was dat aan de start van zijn carrière ook geenszins, terwijl hij nu zijn concept ‘illiberal democracy’ heeft ingeruild voor een ‘christian democracy’. Bij de opening van het Budai Vigado cultureelcentrum herhaalde hij dit nog maar eens. 


En dan is daar nog het  Verdrag van Trianon, waar Fidesz een groot deel van de stemmen aan te danken heeft. Het verdrag uit 1920 is een korst die steeds wordt opengekrabd en de frustraties over het afgestane land worden zo levend gehouden door de regering. Hongaarse minderheden in landen als Roemenië, Slowakije en Servië stemden maar wat graag op Fidesz, toen zij kiesrecht ontvingen.
 
Stel dat Hollanders nog vol rancune door het leven gingen over tiendaagse veldtocht tegen de Belgen in 1831 of wrok koesterden tegen de Spanjaarden die na de Vrede van Münster van 1648 een groot deel van de Zuidelijke Nederlanden in bezit hielden. Stel dat de geschiedenis alleen nog maar voor eigen gewin wordt ingezet? De Speld kan er wel de draak mee steken, maar stel dat dat Flevoland inderdaad geclaimd wordt door Spanje?

Onmogelijk? Misschien niet. Kijk maar naar Centraal Europa. Alsof het altijd 1984 is. Straks is George Orwell die enige die gelijk krijgt. Wat een vreselijk vooruitzicht.