Iedereen heeft behoefte aan duiding, aan een duidelijk
verhaal, oorzaken en gevolgen netjes gedefinieerd en gecategoriseerd. Ik zit
koud drie maanden in Boedapest, maar toch word ik regelmatig geraadpleegd als Hongarije-expert
door niet-Hongaren. Hoe is het toch zo ver gekomen? vragen mijn tafelgenoten
dan. Hoe kan Fidesz zo zijn gang gaan? Protesteert er dan niemand? Waarom gaan
mensen niet de straat op en verenigen ze zich niet?
Ik spreek de taal niet, heb - op het lezen van een klein stapeltje
boeken na - geen diepgravende kennis van het Hongaarse politieke en culturele landschap
en voel me nogal ongemakkelijk als ik deze vragen voorgelegd krijg en doe, als
buitenstaander, niet graag aan duiding. Maar ook als ik beschrijvingen en
verklaringen hoor van mensen die zich wel experts mogen noemen, voel ik
ongemak. Want welk narratief is waar?
Een dag voordat de wet die dakloosheid strafbaar stelde in
werking trad, vond er een demonstratie plaats voor het parlementsgebouw op het
Kossuth Plein georganiseerd door de organisatie A Varos Mindenkié. Toen ik om vier uur
aankwam, trof ik maar een paar honderd mensen aan. Ik was geschokt; daklozen
worden als misdadigers weggezet en niemand kan het iets schelen? En waar waren
de daklozen zelf? Ja, ja, praten over daklozen, maar niet mét daklozen? Wat een
aanfluiting! De demonstratie had de titel Egy Mondat (één zin). De demonstranten
hielden bordjes met teksten omhoog en lazen deze voor. Hun bijdragen waren
nauwelijks te verstaan achteraan. Ik kwam Dora tegen, een actief Amnestylid,
die net als ik een beetje teleurgesteld was, maar ook een berustende houding
had. Het zijn altijd dezelfde mensen die op dit soort manifestaties afkomen,
zei ze, en het maakt geen verschil.
Dat is inderdaad het verhaal dat ik regelmatig hoor:
Hongaren demonstreren niet, ze zijn passief, het is maar een klein clubje dat
protesteert. En na deze demonstratie, de enige die ik heb bijgewoond in Boedapest,
klinkt dit verhaal me plausibel in de oren. Maar hoe komt dat dan? is de
logische vervolgvraag. Antwoorden variëren, maar de geschiedenis is hier nooit
ver weg: communisme, de bloedige Hongaarse Opstand van 1956 die faalde en –
verder terug – het hardnekkige feodale systeem dat voor een horige houding zou
zorgen. Maar activistische Hongaren die ik spreek verwijten hun landgenoten ook
onwetendheid, onverschilligheid en soms opportunisme en domheid; enkelen zien deze
eigenschappen zelfs als integraal deel van de cultuur. Verder is veel te wijten
aan armoede, zo wordt mij verteld. Een groot deel van de Hongaarse bevolking moet
rondkomen van een hongerloontje, vooral op het platteland. In Boedapest waren
mensen daarom nog wel te mobiliseren, maar daarbuiten nauwelijks. Het platteland
is aartsconservatief, zo hoor ik vaak.
Mooie verklaringen, maar zijn ze allemaal waar? En demonstreren
de Hongaren inderdaad nauwelijks? Goed, de Hongaren gaan niet zo vaak en zo vlammend
de straat op als de Polen, maar de verkiezingswinst van Fidesz afgelopen april bracht
wel degelijk duizenden mensen op de been.
En wat bleek? De bescheiden manifestatie van A Varos Mindekié
die ik had bezocht, werd gevolgd door andere protesten met meer mensen waar
daklozen wel bij betrokken waren. Dit viel online te volgen op de zender Mérce.
De Egy Mondat demonstratie was niet het einde maar het begin van protesten.
Ook werd en wordt de hashtag #IstandwithCEU veel gebruikt.
Orbán staat op het punt de gerenommeerde Central European University het land
uit te jagen. De universiteit is ooit opgericht dankzij financiële bijdragen
van George Soros en is daarom sinds een aantal jaar mikpunt van pesterijen door
de overheid. Het punt van pesterijen is inmiddels lang en breed gepasseerd en geëscaleerd:
De Fidesz-regering heeft nog steeds de overeenkomst niet getekend die de CEU een
wettige basis in Hongarije moet verschaffen, ondanks dat de universiteit aan
alle regels voldoet. De CEU heeft al een campus in Wenen laten bouwen vooruitlopend
op het uitblijven van regeringstoestemming. Dit bracht duizenden sympathisanten
op de been om hun steun te betuigen aan de CEU.
En die plaatsen buiten Boedapest dan? Toen Amnesty een week
geleden een driedaagse training mensenrechteneducatie aanbood in Pécs, kwamen
daar direct dertien deelnemers op af, sommigen gaven er hun herfstvakantie voor
op. Een organisatie als Emberség Erejevel die zich bezighoudt met
mensenrechtenducatie in Pécs heeft bijna 2500 likes op facebook.
Anekdotisch bewijs misschien, van iemand die hier net is
komen wonen. Maar deze voorbeelden slaan wel barstjes in boude uitspraken dat Hongaren
nou eenmaal passieve types zijn, murw gebeukt door de geschiedenis, en stellen
historische verklaringen als zou niemand lid willen worden van een organisatie
door associaties met communistische tijden ter discussie. Hongaarse journalist Paul Lendvai beschrijft
in zijn biografie over Orbán juist een golf aan protesten en een wildgroei aan
verenigen, partijen en organisaties direct na de val van het communisme. Die
animo om zich te verenigen lijkt inderdaad bekoeld, maar de geschiedenis verloopt niet
lineair, zo veel is wel duidelijk.
Ik heb hier altijd het gevoel in een lachspiegel te
kijken. Want wat zie ik nou eigenlijk? En wat ziet een ander? Ik vertrouw mijn
ogen niet, elk verhaal heeft een tegenverhaal en elke verklaring lijkt de
werkelijkheid te vervormen en te versimpelen, net zolang tot de werkelijkheid
de verklaring past. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat Hongaren helemaal
niet zo kerkelijk zijn als Orbán ons wil doen geloven, maar als hij vast blijft
houden aan het zogenaamde historische verhaal over de christelijke wortels van
Hongarije en het schoolcurriculum hierop aanpast, zullen Hongaren uiteindelijk
christelijker worden. Zo werkt een self-fulfilling
prophecy. En als teleurgestelde demonstranten hun landgenoten domheid blijven
verwijten, voelt op een gegeven moment niemand zich meer geroepen zich aan te sluiten
bij protesten. Toch? Of verzin ik nou zelf een mooi verhaaltje?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten