Het was mijn eerste werkweek bij Amnesty Hongarije, een
dinsdag meen ik, en ik liep ’s ochtends, een uurtje of half tien vrolijk
gestemd mijn nieuwe kantoor binnen. Ik had mijn introductie een week eerder al
gehad in de heuvels van Somló Hegy. Er gaat niets boven een paar flessen
Olaszrizling om elkaar echt te leren kennen. Mijn collega’s voelden daarom al
meteen vertrouwd en ik mengde me bij binnenkomst gelijk in hun discussie over
een hippe maar logge voetbaltafel die behoorlijk in de weg stond en waar
iedereen zich steeds aan stootte.
Na wat over en weer gesteggel over waar het gevaarte heen te
zeulen, begon het hilarische geschuif door de krappe ruimte van ons kantoor. Ik
wierp en passant een blik op mijn telefoon en zag een berichtje van Amnesty-manager
Paul uit Nederland. Hoe of de stemming was na die doodsbedreiging, wilde Paul weten. ‘Wait
what? Guys?!? Did we receive a death threat?’ Nou, er was wel iets binnen
gekomen ja, gisteren. Het was ook op twitter geplaatst. Zo was Paul erachter
gekomen voordat ik op de hoogte was gesteld. Een vent die ons in elkaar wilde komen slaan had
een email gestuurd om naar ons adres te informeren. Er werd vrij laconiek op gereageerd, maar de
bedreiging was wel gemeld bij de politie, die er bij mijn weten geen werk van heeft gemaakt. Ook verdween ons
adres, dat gewoon online te vinden was, bij google maps. Intussen ging het geschuif met meubilair opgewekt verder.
Ik, daarentegen, was behoorlijk onder de indruk en vroeg me af
of dit alles niet te licht werd opgevat. ‘Gelukkig’ kwamen dit soort
bedreigingen niet aan de lopende band binnen, maar zorgden bepaalde
gebeurtenissen voor pieken. De verkiezingen in april en de stemming over de artikel
7 procedure in september leidden tot bagger en bedreigingen. Verder kreeg persvoorlichter
Áron nogal wat over zich heen na tv-optredens. Ondanks (of dankzij?) het feit
dat er nauwelijks onafhankelijk nieuwszenders meer te vinden waren, mocht Aron
regelmatig acte de presence geven en
kreeg hij het vuur aan de schenen gelegd over vluchtelingen en migranten. Na
zo’n optreden las hij met smaak de feedback op social media aan ons voor. ‘Soros’ en ‘jood’ werden door
twittertrollen als standaard scheldwoorden gebruikt. Het gleed van hem af. Wel
onder de gordel vond hij de opmerking dat hij kalend was. Dat was pas gemeen!
Tussen de pesterijen door werd er onverstoorbaar gewerkt en gebouwd
aan een activistennetwerk en aan het mensenrechteneducatie-programma. De
ellende leek even geluwd. Maar dan, uit het niets, werd Amnesty weer mikpunt. Eind
november, op de weg terug uit Pécs na een training voor vrijwilligers en de
aftrap van de Write4Rights, kregen we een artikel doorgestuurd uit de Magyar Idök, de trouwe spreekbuis van de
regering, waarin Amnesty’s mensenrechteneducatie-programma werd bekritiseerd. Mensenrechteneducatie
zou migratie verheerlijken en jongeren brainwashen. Het artikel was gebaseerd
op de blog van Blogstar die nog een stapje verder ging: mensrechteneducatie-coördinator
Adam werd er met naam en toenaam in vermeld als verpester en manipulator van de
jeugd. Adam vond het een supergoede grap, nam het vrolijk op en verspreidde het
artikel met een zweem van trots onder zijn HRE-trainers.
NGO-dag in Debrecen |
Kortom, je moet stevig in je schoenen staan om er niet de brui aan te geven door dit soort pesterijen. En dat doen mijn collega's. Laconiek en vrij opgewekt ploeteren ze verder, maar ze zijn niet de enige die regelmatig mikpunt zijn.
Tijdens
een door ons georganiseerde ngo-dag in Debrecen sprak ik met de dappere student
Kristóf die de Invisible School had opgericht, een mentorprogramma voor kansarme
kinderen in de regio. Hij vertelde hoe de gemeente hem het werk moeilijk maakte.
Van de lokale overheid mocht hij bijvoorbeeld niet spreken van ‘zeer arme
kinderen’ bij de aanvraag voor subsidie, want die waren er heus niet in
Debrecen. Fidesz zorgde immers goed voor iedereen. Kristóf besloot het dan maar
zonder overheidsgeld te doen, want aan zelfcensuur deed hij niet. Maar zijn
werk voor de Invisible School zette hij voort. Hoe lang het nog lukt zonder
fondsen valt te bezien.
Er is in Hongarije geen sprake van gewelddadige repressie, zo maken bovenstaande voorbeelden duidelijk, maar wel van talloze
manieren van subtiele onderdrukking, waardoor je als Hongaar wel twee keer nadenkt
voor je actie onderneemt of kritiek uit. Het zorgt voor twijfel, onzekerheid en
angst, zonder opsluiting en aframmeling van dissidenten, zodat de wereld
makkelijk in slaap te sussen is over de staat van Hongarije.Vrees zaaien is heel effectief om kritiek in de kiem te smoren.
Maar veel Hongaren zijn de vrees nu voorbij en wint
de onvrede het van de angst. En ik weet nu: Hongaren demonstreren wél, en niet zo’n beetje ook! Armoede, oneerlijke
rechtspraak, censuur; velen zijn het zat. Het valt te bezien hoe de overheid zal
omgaan met deze aanhoudende protesten. Er is al veel traangas gebruikt door de
politie (zoals ook mijn collega’s op pijnlijke wijze hebben gemerkt),
demonstranten zijn met foto en al op de voorpagina van de krant gezet en er
zijn mensen opgepakt, maar geweld is vooralsnog nog uitgebleven. Zetten de protesten de zaak weer op scherp en zullen de bedreigingen in onze mailboxen toenemen?
De kerstvakantie is voorbij, ik ben weer naar kantoor en de
eerste protesten in het nieuwe jaar tegen de repressie en uitbuiting zijn geweest. De
regering heeft een halfslachtige toenaderingspoging gedaan met de belofte het
minimumloon te verhogen, maar of dat een einde maakt aan de demonstraties, die
in verschillende steden zijn uitgebroken, valt te betwijfelen. Intussen wijst de regering zoals vanouds naar Soros om demonstranten verdacht te maken. Hij zou de aanstichter zijn van de 'rellen'. Weer angst zaaien door oude en nieuwe vijanden voor het karretje te spannen, zou dat Fidesz nog steeds helpen?
Ik ben benieuwd
en gespannen wat 2019 Hongarije zal brengen. Intussen heb ik maar dikke sokken
aangeschaft, want dat strijden tegen de repressie is wel verdomde koud in de
winter. Gelukkig nieuwjaar!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten